Uit archeologische vondsten blijkt dat al in de pre vedische perioden godinnen werden vereerd. Amba was hierin de moedergodin. In de vedische perioden werden de godinnen ondergeschikt aan hun man. Zij werden minder gevierd.
Enkele vedische godinnen waren :
Een andere vertelling is dat Ganga gevraagd werd om over de as van de 60.0000 zonen van koning Sager te vloeien. Deze zonen waren namelijk in de onderwereld verbrand. En om hun zielen te kunnen bevrijden was het belangrijk dat Ganga over de hun as vloeide. Ganga moest vanuit de hemel over de aarde vloeien. Uit angst dat haar grote val uit hemel veel schade zou doen aan de aarde gebruikte Shiva zijn haar om de val en kracht te breken. Ganga was hier zeer boos over maar Shiva hield haar vast in zijn haren.
Sarasvati :
Deze rivier ontsprong ook in de Himalaya, zij viel echter droog ca 800- 500 v Chr. De vertelling is dat zij nu ondergronds stroomt en onzichtbaar naar de Ganges stroomt. Deze godin was aanvankelijk een van de drie vrouwen van Vishnoe. Door de voortdurende ruzies van de echtgenotes gaf Vishnoe Ganga aan Shiva en Sarasvati aan Brahma.
In loop der tijd werd verering van De Godin weer belangrijk. De hindoegoden hadden nu ook bijna allemaal een godin. Deze godinnen waren allemaal een vorm van die ene Moedergodin. Deze moedergodin heet Devi (afgeleid van deva=god Sanskriet), Mahadevi (grote godin) of Shakti (sans. voor energie). Hindoes die god zien als goddelijke moeder en die alle vrouwelijke hoedanigheden aanbidden heten Shaktas. Zij vormen het shaktisme (verering van Shakti). Zij kan zowel in welwillende, goedaardige vorm (bv. Lakshmi en Parvati) als in afschrikwekkende, vernietigende vorm (bv. Kali ) verschijnen.
Shakti is de kracht waarvan gebruik wordt gemaakt door de goden Brahma, Vishnoe en Shiva om iets te scheppen of te verwezenlijken. De goden zijn dus voor hun macht volledig afhankelijk van de Godin. De godin blijft de bron van Shakti en zonder Shakti zijn de goden machteloos.